Oh zoete Hogelandster hart van liefde

Foto: Archief HN

Verschoppelingen op de voorgrond. Huis en haard hebben ze achtergelaten. In Het Oude Gemeentehuis in Uithuizermeeden herinneren twee ramen aan de Tweede Wereldoorlog. Aan vluchtelingen uit Limburg.

Ligt het er aan dat Magdalena Domagala, eigenaresse van het Gemeentehuis, afkomstig uit Polen, en ik, geboren en getogen in het land van het bronsgroen eikenhout met zingende nachtegalen en leeuweriken in overvloed, beide toch altijd hier vreemdeling zijn, in het hart toch nog een stukje van de Heimat hebben? Eenvoudiger: we zijn twee hartelijke, vriendelijke persoonlijkheden, de een met twee ramen en de ander met een verhaal erover. C’est tout.

Het glas-in-lood. De namen van de plaatsen Venlo, Velden, Arcen, Lomm, Afferden, Siebengewald, Gennep en Bergen aan de Maas hebben gemeenschappelijk dat ze eind 1944, begin 1945 in de frontlijn lagen. Na de Slag om de Ardennen moesten de geallieerden de Maas en de Rijn over. Als ik het me goed herinner waren het de Canadezen die in noordelijk Limburg een bruggenhoofd moesten forceren om het Roergebied te bereiken, het centrum van de nazi staal- en kolenindustrie. De oorlog was in de fase dat alleen nog het Duitse Rijk zelf moest worden bevrijd. Echter, ook in de fase dat geen centimeter terrein werd prijsgegeven.

Arme mensen in dat gebied, wonend op de schrale zandgronden van de Limburgse Peel, keuterboeren, een stadje als Venlo, alleen maar van betekenis als één van de reguliere grensovergangen, een schim van wat het nu is.

Er werd besloten de bevolking te evacueren. Naar het noorden van Nederland. Daar gingen ze de baan op, de Napoleonsbaan, door Napoleon aangelegd om Roermond en Nijmegen met elkaar te verbinden. Sommigen zijn toen voor de eerste keer op reis geweest, voor het eerst buiten hun dorp geweest. Slechts bepakt en bezakt met dat wat handbagage heet. Naar Het Hogeland, waar gastvrij deze vluchtelingen werden opgevangen.

“Deze ramen werden door de ballingen van N Limburg dankbaar aangeboden aan de goede mensen van deze Gemeente,” lieten de Limburgers er na de oorlog in branden. Bovenin het afgefakkelde Dorp aan de Maas. Daaronder de velden en dorpen, die vernietigd werden. Op de voorgrond een gehandicapte, een oude vrouw, een religieuse, en een vrouw met kindje op een paard, gemend door een jonge man. Het icoon van Maria en Jozef die met het Jezuskindeke van Bethlehem naar Egypte vluchtten om aan de kindermoord van Herodes te ontkomen. Ook iconisch, de vrouwen dragen hoofddoeken…….

Magdalena laat me een brief zien van mensen die toen geëvacueerd waren: “We kwamen in Ulrum (mijn ouders, broer 3 jaar, mijn zusje 3 weken en ik 1 1/2 jaar) bij de fam. Akkerman. We hebben altijd contact gehouden. Inmiddels woont Grietje Bronsema-Akkerman in Uithuizen. Elk jaar komen we bij haar op bezoek. We hoorden van de gebrandschilderde ramen uit Limburg. We werden hartelijk ontvangen en kregen een rondleiding door het hele oude gemeentehuis. Geweldig!!! (..) Hartstikke bedankt!.” Aldus Truus Hinssen – Hendrix uit Velden in de brief aan Magdalena.

Is het een oorlogsmonument? Ja, het is een kleine getuigenis van een grote catastrofe. Maar vooral: het is een document dat aantoont dat mensen op Het Hogeland weten wat bekommernis is. De ramen zijn misschien een moment van bevrijding, van hoop, geloof en liefde, de drie eigenschappen van het hart

Oh mijn zoete Hogeland, land waar de mensen hun hart open stelden.

Berto Merx

Cookieinstellingen